Haar vader keek naar Anvin, die hem onzeker aankeek, schijnbaar verrast door haar vaders zwijgende blik. Uiteindelijk draaide ook Anvin zich om, en liet hij Kyra en haar vader alleen achter. Ze was verrast – hij had Anvin nog nooit eerder gevraagd om hem alleen te laten.
Kyra keek naar hem op. Zijn uitdrukking was ondoorgrondelijk zoals altijd, het afstandelijke gezicht van een leider onder zijn mannen, niet het intieme gezicht van de vader die ze kende en liefhad. Hij keek op haar neer, en ze werd nerveus terwijl ze werd overspoeld door teveel gedachten: was hij trots op haar? Was hij boos om het feit dat ze hem deze oorlog in had geleid? Was hij teleurgesteld dat Theos haar had afgewezen en zijn leger in de steek had gelaten?
Kyra was inmiddels gewend geraakt aan zijn lange zwijgen voor hij sprak, en ze kon hem niet peilen; er was te snel te veel veranderd tussen hen. Ze had het gevoel alsof ze binnen één nacht volwassen was geworden, terwijl hij door de recente gebeurtenissen was veranderd; het was alsof ze niet meer wisten hoe ze zich in elkaar moesten inleven. Was hij de vader die ze kende en liefhad, die haar verhalen voorlas tot diep in de nacht? Of was hij nu haar commandant?
Hij stond daar, starend, en ze besefte dat ze niet wist wat ze moest zeggen. De spanning hing zwaar in de lucht, en de stilte werd alleen verbroken door het geluid van de wind. De fakkels achter hen flikkerden. Uiteindelijk kon Kyra de stilte niet langer verdragen.
“Brengt u dit allemaal terug naar Volis?” vroeg ze terwijl er een wagen vol zwaarden voorbij ratelde.
Hij draaide zich om, bekeek de wagen en leek uit zijn gedachten opgeschud te worden. Hij keek niet meer naar Kyra, maar staarde hoofdschuddend naar de wagen.
“In Volis ligt niets meer voor ons behalve de dood,” zei hij. Zijn stem klonk diep en vastbesloten. “We gaan nu naar het zuiden.”
Kyra was verrast.
“Het zuiden?” vroeg ze.
Hij knikte.
“Espehus,” stelde hij.
Kyra werd overspoeld door opwinding terwijl ze zich hun reis naar Espehus voorstelde. Espehus was de eeuwenoude vesting bij de zee, hun grootste buur in het zuiden. Haar opwinding werd nog heviger toen ze besefte dat zijn besluit om daar heen te gaan slechts één ding kon betekenen: hij bereidde zich voor op oorlog.
Hij knikte, alsof hij haar gedachten had gelezen.
“We kunnen nu niet meer terug,” zei hij.
Kyra bekeek haar vader met een gevoel van trots dat ze al in jaren niet meer had gevoeld. Hij was niet langer de zelfgenoegzame krijger van middelbare leeftijd die zijn dagen doorbracht binnen de muren van een klein fort – hij was nu de moedige commandant die ze zich van vroeger herinnerde, de man die bereid was om alles te riskeren voor vrijheid.
“Wanneer vertrekken we?” vroeg ze met een bonzend hart.
Tot haar verassing zag ze dat hij zijn hoofd schudde.
“Niet wij,” corrigeerde hij. “Ik en mijn mannen. Niet jij.”
Kyra was terneergeslagen. Zijn woorden staken als een dolk in haar hart.
“Laat u me achter?” vroeg ze stamelend. “Na alles dat er is gebeurd? Wat moet ik nog meer doen om mezelf te bewijzen?”
Hij schudde stellig zijn hoofd, en de harde blik in zijn ogen verscheurde haar. Het was een blik waarvan ze wist dat het betekende dat hij niet zou toegeven.
“Je gaat naar je oom,” zei hij. Het was een bevel, geen verzoek, en met die woorden wist ze waar haar plek was: ze was nu zijn soldate, niet zijn dochter. Het deed haar pijn.
Kyra haalde diep adem – ze zou niet zo makkelijk toegeven.
“Ik wil aan uw zijde vechten,” hield ze vol. “Ik kan u helpen.”
“Je gaat me ook helpen,” zei hij, “door te gaan waar je nodig bent. Ik heb je daar nodig.”
Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het te begrijpen.
“Maar waarom?” vroeg ze.
Hij zweeg een lange tijd. Toen zuchtte hij.
“Je bezit…” begon hij, “…vaardigheden die ik niet begrijp. Vaardigheden die we nodig zullen hebben om deze oorlog te winnen. Vaardigheden waarvan alleen je oom weet hoe ze getraind kunnen worden.”
Hij strekte zijn arm uit en legde een hand op haar schouder.
“Als je ons wil helpen,” voegde hij toe, “als je ons volk wil helpen, dan is dat waar je nodig bent. Ik heb geen nieuwe soldaat nodig – ik heb jouw unieke talenten nodig. De vaardigheden die niemand anders heeft.”
Ze zag de oprechtheid in zijn ogen, en hoewel ze zich afschuwelijk voelde doordat ze niet met hem mee kon, voelde ze zich gerustgesteld door zijn woorden – en nieuwsgierig. Ze vroeg zich af naar welke vaardigheden hij refereerde, en wie haar oom was.
“Ga en leer wat ik je niet kan leren,” voegde hij toe. “Kom sterker terug. En help me winnen.”
Kyra keek weer in zijn ogen, en ze voelde zijn respect en warmte terugkeren. Het deed haar goed.
“Ur is een lange reis,” voegde hij toe. “Drie dagen rijden naar het noordwesten. Je zult alleen door Escalon moeten reizen. Je zult snel moeten rijden, ongemerkt, en de wegen moeten vermijden. Het nieuws over wat er hier is voorgevallen zal zich snel verspreiden – en de Pandesiaanse heren zullen wraak willen nemen. De wegen zullen gevaarlijk zijn – je blijft in de bossen. Rij naar het noorden, zoek de zee, en hou die in het zicht. De zee zal je kompas zijn. Volg de kustlijn, en je zult Ur vanzelf vinden. Blijf weg uit dorpen, blijf weg bij mensen. Stop niet. Vertel niemand waar je heen gaat. Praat met niemand.”
Hij greep haar stevig bij haar schouders. De donkere blik in zijn ogen joeg haar angst aan.
“Begrijp je me?” drong hij aan. “Het is een gevaarlijke reis voor iedere man – en al helemaal voor een meisje dat alleen is. Ik kan niemand missen om je te vergezellen. Je moet sterk zijn om dit alleen te doen. Ben je dat?”
Ze kon de angst in zijn stem horen, de liefde van een bezorgde vader, en ze knikte. Ze was trots dat hij haar vertrouwde.
“Dat ben ik, Vader,” zei ze trots.
Hij bestudeerde haar, en knikte toen tevreden. Langzaam verschenen er tranen in zijn ogen.
“Van al mijn mannen,” zei hij, “van al deze krijgers, ben jij degene die ik het hardst nodig heb. Niet je broers, zelfs niet mijn beste soldaten. Jij bent de enige die deze oorlog kan winnen.”
Kyra was verward en overweldigd; ze begreep niet helemaal wat hij bedoelde. Ze deed haar mond open om het hem te vragen – toen ze ineens iemand zag naderen.
Ze draaide zich om en zag Baylor, haar vaders stalmeester, naar hen toe komen. Hij had zijn gewoonlijke glimlach op zijn gezicht. Hij was een korte, dikke man met volle wenkbrauwen en slierterig haar. Hij glimlachte naar haar en keek toen naar haar vader, alsof hij op zijn goedkeuring wachtte.
Zijn vader knikte naar hem, en Baylor draaide zich naar haar om.
“Er is me vertelt dat je een reis gaat maken,” zei Baylor met zijn nasale stem. “Daar heb je een paard voor nodig.”
СКАЧАТЬ