Editor Andrey Tikhomirov
ISBN 978-5-0059-1784-3
Created with Ridero smart publishing system
Conciliaire brieven van de apostelen
1. De conciliaire brief van de heilige apostel Jakobus
Hoofdstuk 1
1 Jakobus, de dienstknecht van God en van de Heere Jezus Christus, aan de twaalf stammen die verstrooid zijn, Verblijdt u. (De apostel – uit het Grieks. «Messenger. Als we de brieven van de apostelen de brieven van «boodschappers» noemen, dan gaat de religieuze mystiek verloren, net zoals de engelen hun Griekse tegenhangers «boodschappers» worden genoemd, dan gaat ook de mystiek van de religie verloren, de termen krijgen de gewone betekenis van gewone mensen die door andere mensen (priesters-hypnotiseurs) worden «gebruikt» voor hun eigen voordeel. Jacob geeft toe dat een slaaf, in het tijdperk van het slavenhouderssysteem, het noodzakelijk was om zijn hiërarchische verwantschap aan te geven, als een persoon zei dat hij een slaaf was, dan betekende dit zijn volledige ondergeschiktheid aan zijn meester (hij sprak zijn slaveneigenaar aan als «meester» of «Heer»), als hij in zijn sociale positie gelijk was aan de man die hem aansprak, dan noemde hij hem «broer», aan een vrouw «zuster», ook al was hij niet met hen verwant. 12 stammen die verspreid zijn (Grieks: «diaspora») – de totaliteit van Joden die zich sinds de Babylonische ballingschap van de VI eeuw voor Christus buiten Israël en Judea vestigden).
Ontvang met grote vreugde, mijn broeders, wanneer je in verschillende verzoekingen valt (de brief drukt het idee uit om verschillende verzoekingen te bestrijden).
3 wetende dat de beproeving van uw geloof geduld voortbrengt; (de noodzaak om geloof te beproeven door geduld).
4 maar geduld moet een volmaakt effect hebben, zodat je volmaakt zult zijn in al zijn volheid, zonder enig gebrek. (De noodzaak om geloof te testen door geduld).
5 maar als iemand van u wijsheid mist, laat hij God vragen, die aan allen geeft zonder smaad, en het zal hem gegeven worden. (Alles, zeggen zij, is van God gegeven).
6 maar laat hij bidden met geloof, niet in het minst twijfelende; want de twijfelaar is als een golf der Zee, opgeheven en door de wind wapperde. (Analogieën en vergelijkingen).
7 laat zo iemand er niet aan denken iets van de Heer te ontvangen. (Het idee om iets van de heer van god te ontvangen wordt ontkend, het is alleen nodig om in God te geloven en de wet van het priesterschap te vervullen).
8 Een man met dubbele gedachten is niet standvastig in al zijn wegen. (Veroordeling van de tweevoudige gedachte: Ik ben iets voor God en hij is iets voor mij).
9 laat een vernederde broeder roemen over zijn Hoogte, (Hoogte is niet iets om over te roemen).
10 maar de rijke zal vernederd worden door zijn vernedering, want hij zal voorbijgaan als een bloem op het gras. (Rijkdom is niet iets om over op te scheppen).
11 de zon gaat op, de hitte komt, en de hitte verdort het gras, zijn kleur valt af, de schoonheid van zijn verschijning verdwijnt; zo verdort ook de rijke in zijn wegen. (Analogieën en vergelijkingen).
12 Welgelukzalig is de mens, die verzoeking verdraagt; want als hij beproefd wordt, zal hij de kroon des levens ontvangen, die de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben. (Alleen degene die" verzoeking verdraagt «zal gelukkig zijn, dit is een test voor hem, want dit, volgens Talion’ s regel,» hij zal de kroon des levens ontvangen», de personificatie van de Here God, die iets belooft voor iets).
13 In verzoeking zegt niemand: God verleidt mij; want God wordt niet verzocht door het kwaad en hij verleidt niemand zelf (maar vanuit het oogpunt van religie is dit niet zo, alles in de wereld wordt gedaan door de wil van God, met inbegrip van verzoeking).
14 maar een iegelijk wordt verzocht, en wordt door zijn eigen begeerlijkheid meegesleept en verleid; (de begeerlijkheid vindt natuurlijk plaats, maar de begeerlijkheid is ook uit het oogpunt der godsdienst van God).
15 maar de begeerte, ontvangen hebbende, gewint de zonde, en de zonde, gedaan zijnde, gewint den dood. (Dit is ook allemaal door de wil van God, vanuit het oogpunt van religie).
16 laat u niet misleiden, mijn geliefde broeders. (De schrijver dringt er bij zijn broeders, dat wil zeggen zijn gelijken, op aan zich niet te laten misleiden. Dit is echter in tegenspraak met religieuze houdingen, mensen worden misleid omdat God het zo wilde).
17 alle goede gave en alle volmaakte gave daalt af van boven, van de Vader der lichten, die geen verandering heeft en geen schaduw van verandering. (Alles volgens de wil van God, de «vader van het licht», vanuit het oogpunt van religie).
18 en als hij gewillig was, heeft hij ons gebaard door het woord der waarheid, opdat wij zouden zijn van de eerstelingen zijner schepselen. (Alles door de wil van God, vanuit het oogpunt van religie).
19 Daarom, mijn geliefde broeders, laat een iegelijk snel zijn om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn (in één woord, priesters inspireren een gunstige houding tegenover hen).
20 Want de toorn van de mens schept de gerechtigheid van God niet. (Woede is niet welkom.)
21 daarom, alle onreinheid en het overblijfsel der goddeloosheid terzijde leggend, neemt in zachtmoedigheid aan het woord, dat ingeplant wordt, dat uw zielen kan verlossen. (In één woord, priesters inspireren een gunstige houding tegenover hen, zachtmoedig en godvrezend zijn het meest winstgevend voor manipulatieve priesters, anders zeggen ze, zul je je ziel niet redden).
22 maar weest uitvoerders van het woord, en niet alleen hoorders, en bedriegt uzelven. (Installatie voor de uitvoering van instructies).
23 Want wie naar het woord luistert en het niet doet, is gelijk aan een man die in een spiegel naar zijn natuurlijke gelaat kijkt (naar analogie met het beeld in de spiegel).
24 Hij keek naar zichzelf, liep weg en vergat meteen hoe hij was. (Analogie met het beeld in de spiegel).
25 Maar wie de volmaakte wet verstaat, de wet der vrijheid, en daarin blijft, die niet vergeetachtig luistert, maar het werk doet, die zal gezegend worden in zijn handelen. (Alleen degene die een goede performer is, is gelukkig).
26 indien iemand van u meent, dat hij Vroom is, en zijn tong niet beteugelt, maar zijn hart verleidt, zijn vroomheid is ledig. (Gehoorzaamheid, onderwerping, niet-kwaadwilligheid is het ideaal van een gelovige voor manipulatieve priesters).
27 zuivere en onbevlekte vroomheid voor God en de Vader is wezen en weduwen in hun smarten te behoeden en zich onbesmet van de wereld te bewaren. (Een prijs nemen is de armen en de armen helpen, zichzelf als gehoorzaam werktuig in handen van manipulatieve priesters bewaren).
Hoofdstuk 2
1 broeders! Heb geloof in Jezus Christus, onze Heer der heerlijkheid, ongeacht de gezichten. (Geloof in Jezus Christus «onze Heer der heerlijkheid»).
2 Want indien iemand in uw gemeente komt met een gouden ring en rijke klederen, zo zullen ook de armen in schaarse klederen binnengaan. Synagoge met Grieks. «vergadering, plaats van vergadering» – in het jodendom, een huis van gebed in een gemeenschap van gelovigen. Het woord «synagoge «betekende oorspronkelijk» leiden tot zonde», zonde of Nanna – in Sumero-Akkadische mythologie, de god van de maan. Nanna is een Sumerische Godheid, de zoon van Enlil en Ninlil, geïdentificeerd met de Semitische godheid Sin. De centrale plaatsen van aanbidding waren in de stad Ur in het СКАЧАТЬ